Het nieuwe pensioenstelsel deel 1: onvervulde beloften zijn verleden tijd

De Tweede Kamer buigt zich momenteel over het wetsvoorstel voor het nieuwe pensioenstelsel. De overstap is een enorme operatie; het nieuwe voorstel heeft gevolgen voor zes miljoen werkenden. Zo’n 1500 miljard euro aan pensioenvermogen moet opnieuw verdeeld worden. De belangen zijn groot en in de politiek is er veel om te doen. Maar wat vinden experts van het nieuwe pensioenstelsel? We vroegen het aan Loranne van Lieshout, consultant en partner bij Ortec Finance en docent binnen de opleiding Certified Pensioenexecutive van de Erasmus Universiteit Rotterdam.   

De grootste verandering is dat in het nieuwe stelsel de inleg bepalend wordt en niet de uitkering. Nu, in het oude stelsel, staat vast hoe hoog de uitkering naar verwachting zal zijn als een deelnemer met pensioen gaat. In het nieuwe stelsel wordt voor elke deelnemer inzichtelijk gemaakt hoe hoog zijn inleg is en wat het rendement op die inleg is: elke deelnemer krijgt dus een persoonlijk pensioenpotje.

Het nieuwe pensioenstelsel is erg complex. Dat komt vooral omdat we de goede elementen van het oude stelsel willen behouden.

Van Lieshout: “Het grote voordeel is dat de rekenrente er niet meer toe doet. Het daadwerkelijke rendement wordt leidend voor de waarde van het pensioen en de rekenrente niet langer.” In het oude stelsel kan het zo zijn dat er gekort wordt op de pensioenen omdat de rekenrente laag is terwijl het daadwerkelijke rendement op de financiële markten wel hoog is. Daarnaast zorgen de persoonlijke potjes er straks voor dat het voor deelnemers duidelijker is hoe groot hun inleg is en wat de exacte waarde daarvan is. “Het vertrouwen in het pensioenstelsel kan daardoor verbeteren,” aldus Van Lieshout.

Het goede behouden

“Maar,” waarschuwt Van Lieshout, “het nieuwe pensioenstelsel is erg complex. Dat komt vooral omdat we de goede elementen van het oude stelsel willen behouden.” Hoewel persoonlijke potjes in het nieuwe stelsel centraal komen te staan, blijven bijvoorbeeld bepaalde solidariteitsaspecten behouden. “In de kern worden risico’s verschoven van het collectief naar het individu. Dit kan echter nadelig uitpakken in individuele gevallen als het economische klimaat toevallig wat slechter is.” Om dit te voorkomen kunnen pensioenfondsen een solidariteitsreserve aan houden.

De pensioenfondsen hebben vrijheid in het vormgeven van de solidariteitsreserve. Wettelijk mag de solidariteitsreserve niet lager zijn dan 0% en niet hoger dan 15%. Hoe hoog de solidariteitsreserve is die een pensioenfonds wil aanhouden, kan bijvoorbeeld afhangen van de risicopreferentie van de deelnemers. Pensioenfondsen mogen de solidariteitsreserve ook naar eigen inzicht inzetten, al zijn niet alle manieren even effectief. Van Lieshout: “Uit onderzoek blijkt dat voor de meeste pensioenfondsen een reserve van 15% niet genoeg is om te garanderen dat deelnemers bijvoorbeeld 70% van hun gemiddelde salaris uitgekeerd krijgen. Wel kan gegarandeerd worden dat het uitgekeerde bedrag nauwelijks meer zal dalen nadat iemand met pensioen is gegaan.”

Risicopreferentie

In het nieuwe stelsel hebben pensioenfondsen meer vrijheid om het beleggingsbeleid aan te passen. Daarbij zijn de fondsen verplicht om te onderzoeken wat de risicopreferentie is van haar deelnemers en het belegginsbeleid daarop af te stemmen. Er zijn twee soorten premieregelingen; bij een solidaire premieregeling wordt het beleggingsbeleid vastgesteld per leeftijdscohort. Bij de flexibele premieregeling kunnen er ook op individueel niveau verschillende beleggingskeuzes gemaakt worden.

Als je schetst wat het verwachte rendement is op de pensioendatum als in aandelen wordt belegd, dan kiezen deelnemers juist wél voor aandelen

Het onderzoeken van de risicopreferentie is een uitdaging voor de pensioenfondsen. Risicoprefentie geeft aan wat voor risico’s deelnemers willen (risicobereidheid) en kunnen (risicodraagkracht) lopen.  Van Lieshout heeft hier eerder een artikel over geschreven. “Het is best ingewikkeld om hier goed onderzoek naar te doen. Als je mensen vraagt of ze het erg vinden dat de waarde van hun pensioenpotje schommelt, vinden ze dat helemaal niet fijn. Als je deelnemers vraagt of ze in aandelen zouden beleggen als de waarde van het pensioenpotje tussentijds varieert met 30%, dan kiezen veel deelnemers ervoor om dit niet te doen. Echter, als je schetst wat het verwachte rendement is op de pensioendatum als in aandelen wordt belegd, dan kiezen deelnemers juist wél voor aandelen.”

Communicatie is key

Communicatie is dus key. Uiteindelijk is het nieuwe pensioenstelsel op het gebied van transparantie een flinke stap voorwaarts, volgens Van Lieshout. “Door af te stappen van de beloften die niet altijd waargemaakt kunnen worden en door inzichtelijk te maken hoe veel een persoonlijk pensioenpotje nu waard is, kan het vertrouwen enorm vergroot worden. Daarbij is het wel nodig dat door goede communicatie begrip wordt gekweekt voor tussentijdse schommelingen in het persoonlijk pensioenpotje. Dat is de uitdaging waar de sector voor staat.”

Dit artikel is geschreven door Wilmer Klaassen, student-assistent bij Erasmus Institute for Business Economics (EIBE).

Naar overzicht