Hoe commerciële logica kan leiden tot meer ethiek in de sport

De sportwereld blinkt zelden uit in ethische beslissingen, en dat is een understatement. Voorbeelden van onethische beslissingen zijn er legio. Marc Overmars die als technisch directeur werd aangesteld bij Royal Antwerp FC, nog geen twee maanden nadat hij bij Ajax weggestuurd werd vanwege grensoverschrijdend gedrag. Het WK Voetbal in Qatar dat komende winter gespeeld wordt in stadions waar zo’n 6500 arbeiders bij de bouw zijn omgekomen. En de Olympische Winterspelen van afgelopen winter, die georganiseerd werden in een land waar naar schatting zo’n 1 miljoen Oeigoeren in concentratiekampen zitten. We vroegen aan Thomas Peeters, als sporteconoom verbonden aan de Erasmus School of Economics, hoe het komt dat ethiek zo’n ondergeschikte rol heeft in de sportwereld en hoe dit veranderd kan worden.

Thomas Peeters: “Het is moeilijk om alle organisaties over één kam te scheren, maar het is inderdaad zo dat de sportief en financieel voordeel vaak de overhand heeft. Er zijn zeker voetbalclubs, zoals Feyenoord, die hun maatschappelijke rol ter harte nemen. Maar als ethische logica niet wordt toegepast als beslissingen er écht toe doen, dan zijn zulke projecten niet meer dan window dressing.

Ethisch handelen door commerciële logica

Volgens de sporteconoom zijn er binnen de sportwereld twee verschillende soorten organisaties die beiden ethisch en onethisch kunnen handelen. Je hebt aan de ene kant de sportclubs. Clubs functioneren eigenlijk als bedrijf: ze hebben vooral commerciële belangen. Sportclubs verkopen entertainment aan de toeschouwers. Ook verkopen ze reclameruimte aan bedrijven die hun imago willen verbeteren. Deze bedrijven haken af als sponsor als hun imago daardoor besmeurd dreigt te worden.

Peeters: “Commerciële logica kan helpen om ethisch te handelen. De intenties zijn dan zeker niet altijd goed, maar de uitkomst is dat vaak wel. Ik weet zeker dat er Premier League clubs zijn die Overmars graag wilden benoemen. Ze deden dat niet. Deze clubs schatten in dat de financiële schade groter is dan de extra transferinkomsten waar Overmars voor zorgt. Bij Antwerp, een kleinere club, sloeg de balans blijkbaar wel door naar de andere kant.”

Kleinere sportbonden zijn makkelijker om te kopen. Dat gebeurde volop.

Naast de sportclubs zijn er ook nog de overkoepelende bonden, zoals de EUFA, de FIFA, de FIA en het IOC. “Dit zijn verenigingen van nationale bonden. Sommige van die nationale bonden zijn erg klein, maar de nationale bond van Aruba heeft binnen de FIFA evenveel stemrecht als de nationale bond van Nederland of Frankrijk.” Volgens de sporteconoom werkt dit corruptie in de hand. “De kleinere bonden zijn gemakkelijk om te kopen met geld of politieke beloftes. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij de toewijzing van het WK in Qatar.” Bovendien staan veel bonden uit minder vrije landen zoals Rusland vaak onder invloed van de regering; dat maakt de besluitvorming des te schimmiger.

Kartelwetgeving

“Hoewel deze bonden dat zelf anders zien, organiseren ze zich in feite als kartels. De KNVB heeft bijvoorbeeld veel invloed op hoe de Eredivisie is georganiseerd. Een van de voornaamste doelen van de KNVB is dus om de achttien Eredivisieclubs financieel ten goede te laten komen,” aldus Thomas Peeters. “De bonden zelf zeggen dat ze maatschappelijke meerwaarde toe voegen, zoals het promoten van jeugdsport. Dat kan waar zijn, maar organisaties als de FIFA zijn er vooral voor de belangen van haar leden.”

Je kan je niet onttrekken aan kartelwetgeving én lak hebben aan de maatschappij.

Omdat sportbonden maatschappelijke meerwaarde toevoegen, vallen ze niet onder kartelwetgeving. Peeters: “Prima, maar als ze zich onttrekken aan de markt dan moeten er wel hogere ethische standaarden gelden. Je kunt je niet onttrekken aan kartelwetgeving én lak hebben aan de maatschappij. De UEFA en FIFA zijn bijvoorbeeld in Zwitserland gevestigd, onder andere omdat ze zo belasting kunnen ontwijken. Ze doen wel wat sociale projecten, maar dat is te vrijblijvend.”

Peeters vindt dan ook dat de Europese Commissie simpelweg de bestaande kartelwetgeving moet toepassen op deze voetbalorganisaties. “Behandel deze sector óf net zoals alle andere sectoren, voetbal is namelijk niet anders dan ander entertainment zoals de filmindustrie, óf stel hogere ethische standaarden op het gebied van mensenrechten bijvoorbeeld.”

Economische macht uitspelen

Naast een rol voor de wetgever, is er volgens Peeters ook een belangrijke rol weggelegd voor de Westerse sportbonden. “Hoewel er binnen de FIFA vaak een schimmig spel gespeeld wordt, moet je de invloed van Westerse bonden niet onderschatten. Getalsmatig zijn ze misschien in de minderheid, de economische belangen die ze vertegenwoordigen zijn enorm. De Premier League zet jaarlijks bijvoorbeeld meer dan 5 miljard euro om. Het probleem is alleen dat er een coördinatieprobleem tussen Westerse bonden is: ze vangen elkaar nog te vaak vliegen af. Als de Westerse sportbonden coalities vormen op het gebied van mensenrechten, kunnen ze hun economische macht beter uitspelen.”

Als Brazilië de wereldbeker wint die Frankrijk, België, Duitsland, Engeland en Nederland geboycot hebben, heeft die overwinning geen glans.

Niet alleen Westerse sportbonden, maar ook Westerse sportclubs kunnen hun economische macht gebruiken door hun spelers simpelweg niet af te staan voor omstreden toernooien. “De clubs in de National Hockey League, de Amerikaanse ijshockeycompetitie, vechten al jaren een robbertje met het IOC.” Ook dit jaar mochten hun spelers niet naar de Olympische Winterspelen, weliswaar hoofdzakelijk vanwege commerciële redenen. Volgens de sporteconoom moet het effect van een boycot dus niet onderschat worden: “Een WK zonder sterspelers is geen wereldkampioenschap. Als Brazilië de wereldbeker wint die Frankrijk, België, Duitsland, Engeland en Nederland geboycot hebben, heeft die overwinning geen glans.”

Dit artikel is geschreven door Wilmer Klaassen, student-assistent bij Erasmus Institute for Business Economics (EIBE).

Naar overzicht